Uit onze kinderpraktijk Papillon
De jongen komt naar de spelkamer omdat hij zich op school niet goed kan concentreren. Hij is steeds bezig met denken, en bedenken hoe het is, hoe het was en hoe het had kunnen zijn. Want zijn ouders zijn gescheiden. Zijn vader heeft een nieuwe vriendin en nu krijgen ze ook nog een baby. En de jongen denkt en peinst, hij weet het niet meer. En de ruimte in zijn hoofd voor het schoolwerk wordt heel klein.
Als de jongen met het poppenhuis speelt zet hij een gezin om de tafel: een vader, een moeder, een broertje en een zusje. Dat is wat hij wil, zo moet het zijn. En de therapeut verwoordt zijn gevoel: wat verdrietig dat het niet meer zo is, want dit is wat hij wenst.
Als hij in de zandtafel zijn familie neerzet, zet hij een vader, een moeder, een broertje en een zusje neer, en dan zegt hij heel zacht ‘ik wil niet verder’. Hij wil er geen anderen bij zetten , want dit is wat hij wil, een gezin waar de vader,de moeder, en de twee kinderen in één huis wonen, met elkaar.
Zo gaat speltherapie: de jongen hoeft er niet over te praten, hij hoeft zijn gevoel niet te benoemen, hij mag het laten zien, en hij laat in zijn spel zijn gevoelens zien: zijn verdriet, zijn angst dat mama ook weggaat, en zijn boosheid.
En de gevoelens mogen er zijn, want dat moet eerst. De gevoelens hoeven niet weggestopt te worden. ‘Je voelt je verdrietig, en je voelt je boos’, hij hoort de woorden die passen bij zijn gevoelens. Er is een ander die zijn gevoelens verwoordt. En alleen al het feit dat hij gezien wordt met zijn nare gevoelens, dat is helend. Dat helpt!