Afgelopen maandag was het ‘Blue Monday’, de meest deprimerende dag van het jaar. De feestdagen zijn voorbij, de goede voornemens zijn mislukt, de dagen zijn kort, vakantie lijkt nog heel ver weg en dan ook nog de maandag als eerste werkdag van de week. Mensen kunnen zich deze dag neerslachtig voelen. Wanneer neerslachtigheid te lang aanhoudt, kan er sprake zijn van een depressie.
Depressies komen helaas ook voor bij kinderen, al is het bij hen lastiger vast te stellen. Annemieke Mol Lous deed onderzoek naar depressies bij jonge kinderen en vooral naar de manier waarop het hun spel beïnvloed. In december 2014 promoveerde zij op dit onderwerp met als titel ‘Depressies bij jonge kinderen, als verdriet je spelen kleurt….’ Annemieke ontdekte dat depressieve kinderen specifieke spelkenmerken vertonen die verschillen van niet-depressieve kinderen.
Depressieve kinderen spelen over het algemeen minder, maar vooral minder symbolisch spel (doen alsof). Depressieve kinderen zijn daarnaast onrustiger in het gedrag en reageren heftig verstoord als zij geconfronteerd worden met verdriet in het spel. Waar spel normaal gesproken kinderen kan helpen om hun emoties te reguleren, is het juist de verstoorde emotieregulatie van depressieve kinderen die hun spelkwaliteit aantast. Het is belangrijk dat de omgeving van een kind dit signaleert.
In speltherapie kan een kind samen met de speltherapeut zijn of haar spelkwaliteit weer hervinden en plezier terug krijgen in het spel. Tegelijkertijd helpt speltherapie om de verstoorde emotieregulatie weer in balans te krijgen.
Voor meer informatie over het onderzoek van Annemieke Mol Lous, kijk op http://www.ru.nl/nieuws-agenda/nieuws/vm/bsi/kinderen-opvoeding/2014/depressie-kleuter/

De krachten van speltherapie

Speltherapie is een behandelvorm voor kinderen met allerlei problemen en stoornissen. Het is een methode om kinderen met psychosociale problemen te behandelen met gebruik van spel. In deze behandelvorm beïnvloedt de speltherapeut het spel van het kind doelgericht en systematisch zodat de problemen die de ontwikkeling belemmeren, opgelost of verminderd kunnen worden. Speltherapie kan zowel individueel als in groepsverband plaatsvinden. Speltherapie kan in verschillende situaties worden ingezet door hulpverleners. Allereerst bij een trauma, zoals het verlies van belangrijke personen, kindermishandeling of misbruik en veranderingen in de thuissituatie of zelfvertrouwen, een negatief zelfbeeld en/of problemen met het uiten van gevoelens. Tot slot kan speltherapie ook ingezet worden bij sociale problemen, bijvoorbeeld als een kind moeite heeft in de omgang met anderen.

Spel wordt gezien als het communicatiemiddel van kinderen. Spel ligt op de grens tussen verbeelding en werkelijkheid en biedt de mogelijkheid tot zelfontwikkeling en tot expressie die een kind nog niet verbaal kan uiten. Het biedt de mogelijkheid spanning te ontladen en gevoelens te uiten. Daardoor biedt spel kinderen een veilig omgeving waarin het zich kan ontwikkelen, zonder dat het direct gevolgen heeft. Daarnaast kan in spel een kind de wereld om hem heen leren kennen en zichzelf te ontdekken. Spel is een natuurlijke manier voor kinderen om kennis op te doen. Hierdoor bevordert het de intellectuele ontwikkeling. Daarnaast stimuleert spel de lichamelijke ontwikkeling, omdat het kind in spel in beweging is. Spel geeft een kind ook de mogelijkheid rekening te leren houden met anderen en met regels. Dit is belangrijk voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Doordat kinderen in spel situaties naspelen en herbeleven, kunnen kinderen in spel nieuwe ervaringen opdoen. Spel is een middel voor het kind om zijn gevoel beter te leren herkennen en situaties beter te begrijpen. Dit zorgt voor een stimulans in de sociaal-emotionele ontwikkeling. In speltherapie worden deze eigenschappen van spel ingezet om het kind te helpen met zijn problemen of stoornissen.

Binnen speltherapie is de relatie tussen therapeut en cliënt een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de therapie. De basishouding van de speltherapeut is daarom gericht op het contact, op de band, om zo een therapeutische relatie op te bouwen. Vanuit empathie, vertrouwen en toewijding wordt er persoonlijk contact gelegd. Vanuit dit contact wordt er gewerkt aan de hulpvraag van het kind.

De jongen komt naar de spelkamer omdat hij zich op school niet goed kan concentreren. Hij is steeds bezig met denken, en bedenken hoe het is, hoe het was en hoe het had kunnen zijn. Want zijn ouders zijn gescheiden. Zijn vader heeft een nieuwe vriendin en nu krijgen ze ook nog een baby. En de jongen denkt en peinst, hij weet het niet meer. En de ruimte in zijn hoofd voor het schoolwerk wordt heel klein.

Als de jongen met het poppenhuis speelt zet hij een gezin om de tafel: een vader, een moeder, een broertje en een zusje. Dat is wat hij wil, zo moet het zijn. En de therapeut verwoordt zijn gevoel: wat verdrietig dat het niet meer zo is, want dit is wat hij wenst.

Als hij in de zandtafel zijn familie neerzet, zet hij een vader, een moeder, een broertje en een zusje neer, en dan zegt hij heel zacht ‘ik wil niet verder’. Hij wil er geen anderen bij zetten , want dit is wat hij wil, een gezin waar de vader,de moeder, en de twee kinderen in één huis wonen, met elkaar.

Zo gaat speltherapie: de jongen hoeft er niet over te praten, hij hoeft zijn gevoel niet te benoemen, hij mag het laten zien, en hij laat in zijn spel zijn gevoelens zien: zijn verdriet, zijn angst dat mama ook weggaat, en zijn boosheid.
En de gevoelens mogen er zijn, want dat moet eerst. De gevoelens hoeven niet weggestopt te worden. ‘Je voelt je verdrietig, en je voelt je boos’, hij hoort de woorden die passen bij zijn gevoelens. Er is een ander die zijn gevoelens verwoordt. En alleen al het feit dat hij gezien wordt met zijn nare gevoelens, dat is helend. Dat helpt!

De jongen is op zijn tweede jaar uit huis gehaald. Ouders konden het niet meer aan. Het lukte hen niet. De jongen wordt in een crisispleeggezin geplaatst. Na een paar weken gaat hij naar een ander gezin, waar hij een paar maanden is. En vervolgens gaat hij naar het derde gezin waar hij mag blijven. Wat heftig, en dan ben je zo klein. Hij heeft veel driftbuien en kan niet goed met zijn emoties omgaan. Zijn omgeving heeft daar last van maar hijzelf nog het meest. Na een driftbui huilt hij en zegt dat hij het niet wil.

Als hij 6 jaar is komt hij naar speltherapie. Hij heeft veel sessies nodig om zich veilig te voelen. Want dat is een voorwaarde wil je jezelf laten zien in het spel.

Als hij zich veilig genoeg voelt, gaat hij hindernissen bouwen in de spelkamer. De hindernissen zijn nu in ‘real life’, maar ze staan voor zijn eigen hindernissen. De hindernissen moeten ‘genomen’ worden. Niet alleen door hem, ook door de speltherapeut. Zij moet meedoen, maar ze kán het niet goed doen. Hoe ze ook haar best doet, ze doet het nooit goed genoeg. De jongen laat haar voelen hoe het is om zo je best te doen, en toch afgewezen te worden. Om zo ingespannen bezig te zijn, en toch niet te mogen blijven. Als de therapeut een onderdeel niet goed doet, moet ze het 30 of 50 of… keer overdoen. Hij laat haar voelen hoe het is als je zo je best doet en je wordt toch gestraft, door uit huis geplaatst te worden.

En de therapeut? Die benoemt haar gevoelens, ‘ik doe zo mijn best, en het is nooit goed genoeg, wat rot is dat’ ‘nou heb ik zo hard gewerkt en word ik toch gestraft, het is niet eerlijk’, ‘ik ben eigenlijk niks waard, ik ben dom, ik wil wel maar het lukt me niet, wat ellendig is dat, ik word er zo boos van’. En door zo te praten noemt ze de gevoelens van de jongen. En hij hoort ze en ontvangt ze.

En hij hoort en voelt : het is logisch dat ik mij zo rot voel, het is niet zo gek dat ik vaak boos ben. De therapeut zegt wat de jongen heeft gevoeld, en dat is helend, dat helpt hem.